top of page

De Vlaamse cultuursector stapt mee in de marketinglogica van de regering

 

De minister van Cultuur getuigt met haar museumplannen van managementdenken en marketingtaal, schrijft Nicolas Alzetta. Jammer dat de sector meedoet.

​

De Standaard 9 oktober 2025 om 23:59

 

Het is niet Caroline Gennez (Vooruit) die beslist heeft om het M HKA te sluiten, het is niemand. Zij volgt alleen een logica die in alle segmenten van de samenleving allang ingang heeft gevonden. Het M HKA vormde in dat opzicht een vreemd anachronisme in het Vlaamse culturele landschap. De aankondiging van deze week maakte daar niet alleen een einde aan, ze bezegelde ook de post-politieke consensus: er is geen alternatief meer voor het geglobaliseerde neokapitalisme.

Daarom is het misschien goed dat het Gennez was die moest uitvoeren wat niet meer kon worden tegengehouden. Als Jambon het in de vorige regeerperiode had gedaan, dan had men dat nog als klassieke ressentimentspolitiek geïnterpreteerd. Dan hadden de verontwaardiging en het debat die erop volgden, ten onrechte de illusie in stand gehouden dat er een alternatief was. Maar nu is het een progressieve minister die progressieve idealen offert in naam van de mercantilistische logica van efficiëntie en zichtbaarheid.

 

De beslissing is even gewelddadig als de manier waarop ze werd gecommuniceerd, een tweetrapsraket waarbij eerst het nieuwe gebouw werd afgenomen, om een paar dagen later de algehele opdoeking aan te kondigen. Het ergste is dat er waarschijnlijk niet eens kwade wil in het spel is, alleen onwetendheid. Gennez gelooft ongetwijfeld in de degelijkheid van haar plan, maar ze doet dat bij gebrek aan een alternatief. Haar beslissing en communicatie verraden hoezeer het managementdenken als vanzelfsprekend wordt ervaren. Zo incarneert de minister wat Hannah Arendt “the rule by nobody” noemt, macht die louter opereert volgens procedure en daardoor haar verantwoordelijkheid ontloopt.

 

Kunst als distributieprobleem

De culturele kaart van Vlaanderen wordt dus hertekend: Antwerpen het verleden, Gent het heden, Oostende de moderniteit. Overzichtelijk is dat wel, maar infantiel in zijn afkeer van complexiteit. Hedendaagse kunst wordt gedragen door pluralisme en het conflict van betekenissen. Door haar te centraliseren heeft men haar gereduceerd tot een distributieprobleem, onder de impliciete aanname dat betekenis groeit met schaal.  

 

De minister gaat er prat op dat het haar om de collecties te doen is, niet om de instellingen. Maar als de institutionele macht de autonomie van de sector ondermijnt door rechtstreeks te bepalen welke instellingen voortaan nog zichtbaar zullen zijn, dan gaat het alléén over de instellingen. Walter Benjamin herinnerde ons eraan dat kunstwerken een aura hebben, een uniek spanningsveld tussen plaats, tijd en context. Dat aura gaat volgens hem verloren bij technische reproducties van de werken. Door een hele collectie in een beweging te ontwortelen van haar historische verwevenheid met het gebouw en de Antwerpse kunstscene, doet de Vlaamse regering in se hetzelfde.

 

De geschiedenis wordt gelukkig niet gratuit geofferd, er komt een kunstencentrum in de plaats, zodat men in Antwerpen kan terugkeren naar de “rebelse spirit van de beginjaren”. Ook daaruit blijkt de post-politieke logica van het beleid: rebellie wordt geïnstitutionaliseerd, ongehoorzaamheid gebeurt op aanvraag en dient louter nog ter legitimering van de bestaande orde. De ‘rebellen’ van morgen worden instrumenten in de vormgeving van een Vlaams esthetisch imago.

 

Meer ambitie

De post-politieke houding werd samengevat tijdens het interview met de minister in De wereld vandaag op VRT Radio 1. Ze had het over “meer ambitie”, “onze musea internationaal laten schitteren”, “een positief verhaal”, “professionalisering” en “out of the box denken”. Er was geen spoor van esthetische of historische betrokkenheid, geen vermelding van het museum als plaats van ontwrichting, debat of reflectie. De interviewer deed zelfs geen poging om de holheid van de retoriek aan te kaarten. Beiden illustreerden dat marketingtaal zo vanzelfsprekend is geworden dat ze zichzelf niet meer als ideologisch herkent.

 

De Gentse reacties waren in dat opzicht even tekenend. De progressieve schepen van cultuur Astrid De Bruycker (Vooruit) had het over “fantastisch” en “baanbrekend nieuws”. De directeur van het Smak, Philippe Van Cauteren, was “zeer verheugd” dat zijn museum “de speerpunt wordt van alles wat met hedendaagse kunst te maken heeft in Vlaanderen”. Geen spoor van solidariteit met het M HKA. Geen spoor van kritiek. Men is blij met de erkenning van een overheid die disciplinerend optreedt, ook al betekent dat afstand doen van de eigen autonomie. Kritiek wordt vervangen door positieve loyaliteit aan de macht, don’t bite the hand that feeds you.

 

Dat lokale triomfalisme, met zijn gejubel om de teloorgang aan culturele diversiteit, illustreert in wezen een koloniale mentaliteit, waarbij de een zich zonder aarzelen bereid verklaart de erfenis van de ander in te lijven onder het mom van Vlaamse samenwerking. Dat de logica van die samenwerking haaks staat op de waarden die de sector meent uit te dragen, is daarbij niet meer dan een onfortuinlijke, maar noodzakelijke stap in de strijd naar meer symbolisch kapitaal. 

Ik hoop dat de sector mij tegenspreekt en dat er massaal en georganiseerd verzet komt tegen de huidige beleidsplannen. Zo zou de sector bewijzen dat hij niet geheel post-politiek is geworden, dat hij nog altijd ruimte kan scheppen voor verzet, twijfel en experiment, en dat alle tentoonstellingen die gewijd worden aan diversiteit en dekolonisatie niet louter lippendienst zijn.

© 2025 tsim

bottom of page